Moederen

Als kind wist ik het zeker: ik wilde ‘later’ vier kinderen. Minstens. En vóór mijn 26e. Net als mijn moeder.

Het liep een beetje anders. Ik was 30 toen ik voor het eerst moeder werd. Ik ontdekte, dat ik niet zo goed kon moederen als mijn eigen moeder. Vond ik in ieder geval. Ik was jaloers op al die moeders die zo lekker konden tutten met hun kids.

Het thuis zijn vond ik lastig, ik miste het werk, mijn collega’s. Had geen voldoening van het draaiend houden van het huishouden als hoofdtaak.

Ik was na drie maanden erg blij, dat ik weer kon gaan werken.

En voor mijn oudste vond ik een warm gastgezin, waar ze drie dagen in de week vertroeteld werd. Baby blij, mama blij.

In het jaar erna werd mijn jongste geboren en maakte ik de keuze om thuis te blijven, om fulltime te moederen. Nu ik dit zo schrijf, realiseer ik me, dat ik wel heel idealistisch was, gelet op de ervaring uit het verleden ;-).

De jongste was iets bewerkelijker dan de oudste. Ik had mijn handen vol, want ik deed het nu ook zonder de luxe van een poetshulp….

Ik geloof in ontwikkeling en groei. In je talenten gebruiken. En het huishouden was duidelijk geen talent. Ik was geen blije mama, hetgeen natuurlijk zijn weerslag had op de kids. Met al mijn goede bedoelingen en verwoede pogingen slaagde ik er niet in om mijn doel (de perfecte moeder, echtgenote en huisvrouw) te zijn en dat frustreerde me enorm. Tenslotte ging ik op zoek naar een nieuwe oppasmoeder. Deze had zelf óók twee dochters. Haar huis was altijd spick-and-span opgeruimd en gepoetst, de was altijd schoon gestreken in de kast. Ze speelde en knutselde met de kinderen, las voor en nog een heleboel meer. En ze was altijd vrolijk en opgewekt: een oppasmoeder uit duizenden!

Zó kon ik met een gerust hart (en zonder schuldgevoel) weer doen waar ik goed in was en wat ik leuk vond, werd ik weer een blije mama.

En voor de kinderen was het uiteindelijk ook goed, want ze leerden op deze manier beter samen te spelen en rekening te houden met anderen.